Het geweld tegen hulpverleners tijdens de jaarwisseling lijkt net zo vanzelfsprekend als het afsteken van vuurwerk. De incidenten in het land leiden tot een grote volkswoede. Welke maatregelen dragen bij aan een oplossing van het probleem? Moeten de daders bijvoorbeeld harder worden bestraft als zij hulpverleners het werk onmogelijk maken?
Brandweerlieden die bekogeld worden met stenen of vuurwerk, verdachte personen die zich verzetten tijdens de aanhouding, ambulancepersoneel dat het werk onmogelijk wordt gemaakt door feestend publiek: ieder jaar is rond Oud en Nieuw sprake van een opeenstapeling van incidenten die de openbare orde verstoren. Het gaat onder meer om vernieling, brandstichting, openlijke geweldpleging én geweld tegen politie- ambulance- en brandweerpersoneel.
Minister: 'Onacceptabel'
Het aantal geweldsincidenten tegen de politie (zowel fysiek als verbaal ) is in 2016-2017 ten opzichte van een jaar eerder afgenomen, van 71 naar 63 incidenten. Minder werknemers met een publieke taak werden slachtoffer van verbaal of fysiek geweld (25 slachtoffers in 2015-2016 tegenover 16 een jaar later), maar het aantal geweldsvoorvallen tegen deze personen steeg van 7 naar 15 incidenten.
In januari 2017 schreef toenmalig staatssecretaris Ard van der Steur van Veiligheid en Justitie in een brief aan de Tweede Kamer dat het geweld tegen de hulpdiensten onacceptabel is. Hij noemde de stijging van het aantal incidenten tegen werknemers met een publieke taak zorgwekkend.
“Het beeld van de afgelopen jaarwisseling vormt voor mij een extra motivatie om te bezien welke aanvullende maatregelen kunnen worden genomen om het aantal incidenten tijdens de
jaarwisseling in het algemeen en het aantal incidenten jegens politie en hulpverleners in het bijzonder verder terug te dringen”, aldus de bewindsman.
Hardere aanpak
De incidenten versterken de roep onder de Nederlandse bevolking om een hardere aanpak tegen personen die zich schuldig maken aan geweld tegen onder meer ambulancepersoneel. Van der Steur schreef in zijn brief echter dat dit probleem niet valt op te lossen met regels en straffen. Het is volgens hem ook een maatschappelijk vraagstuk en een mentaliteitskwestie, waarop ouders, vrienden, buren, broers en zussen elkaar onderling moeten corrigeren.
De ‘hardere’ aanpak van het Openbaar Ministerie (OM) bestaat al een aantal jaren. De strafvorderingsrichtlijn van het OM schrijft voor dat in geval van geweld tegen werknemers met een publieke functie de eis twee keer zo hoog (200 procent) moet zijn dan bij geweld tegen 'gewone' burgers. Deze verhoging wordt ook toegepast als sprake is van agressie en geweld tegen personen die behoren tot de familiekring van de hulpdiensten.
Beleid in praktijk geen realiteit
Zulke hoge straffen worden lang niet altijd geëist door het OM, zo blijkt uit onderzoek van hoogleraar Antony Pemberton en promovendus Mark Bosmans van de Universiteit van Tilburg. Zij schreven in 2013 een rapport waarin wordt geconcludeerd dat het in de praktijk niet gaat om een eis die 200 procent hoger ligt, maar ‘slechts’ 70 procent bij geweld tegen politie en 55 procent bij andere groepen hulpverleners.
Dat de eis van het OM over het algemeen lager is dan de richtlijn voorschrijft, kan bijvoorbeeld komen door de persoonlijke situatie van de verdachte. De hoogte van de opgelegde straf door rechters valt volgens ander onderzoek gemiddeld nog eens 10 procent lager uit dan de eis van de officier van justitie.
Onvoldoende onderbouwing
Het verbaast Pemberton en Boumans dat de trapsgewijze verhoging van de straf in de afgelopen jaren nauwelijks is onderbouwd. In een brief aan de Tweede Kamer, waarin de verhoging van 150 naar 200 procent wordt gemotiveerd, staat alleen dat geweld tegen hulpverleners ‘niet kan’.
Volgens Pemberton en Bouman geldt dat ook voor ‘lieve oude dames en kinderen’. Het risico bestaat dat de normen uit de richtlijn van het OM te veel uit de pas lopen ten opzichte van geweld tegen ‘gewone’ burgers. Ook is nooit onderzocht of een hogere strafmaat bij geweld tegen hulpverleners effect heeft. Toch doen het OM en de politie in Oost-Nederland er nog een schepje bovenop. Zij hebben afgesproken dat het gooien van vuurwerk naar hulpverleners kan worden gezien als een poging tot doodslag.
Andere maatregelen
Als zwaarder straffen nog niet bewezen effectief is, wat zijn dan wel goede maatregelen om het probleem aan te pakken? Politievakbond ACP vroeg politiemensen begin 2017 mee te denken over oplossingen. De uitkomsten van de enquête zijn samengevat in een zogeheten tienpuntenplan.
Er moet onder meer een boete komen van 5000 euro voor het gooien van vuurwerk naar hulpverleners, aldus de politie. Wie dat doet met drugs of alcohol in het bloed, betaalt het dubbele. Ook is er behoefte aan nieuwe materialen zoals tasers, wapenstokken en bodycams voor bewijsmateriaal. In het tienpuntenplan staat bovendien dat de identiteit van personen die herhaaldelijk de fout in gaan openbaar moet worden gemaakt.
Volgens ACP zijn door het ministerie inmiddels stappen gezet. Zo is er extra aandacht bij alle betrokken partijen en bekijkt het ministerie hoe handel in illegaal vuurwerk verder kan worden teruggedrongen. Toch zegt ACP dat maatregelen onbenut blijven, zoals de invoering van minimumstraffen, groepsaansprakelijkheid en het opleggen van hoge boetes. De Rechtsspraak is overigens geen voorstander van minimumstraffen, omdat rechters dan speelruimte verliezen om het beste te kunnen doen voor dader en samenleving.
Schreeuw om ingrijpen alleen maar luider
ACP wil van de nieuwe minister Grapperhaus weten waarom de door hen voorgestelde maatregelen nog niet zijn ingevoerd. Zij vrezen de komende jaarwisseling nieuwe incidenten. Mocht dat gebeuren, dan wordt de schreeuw om maatregelen alleen maar luider.
© Nationale Zorggids / Frank Molema